Deze pagina beschrijft een van de Binnengemeentelijke samenwerking: Vormen.
Gemeenten zijn initiatiefrijk bij het verkleinen van de – soms letterlijke – afstand tussen burger en bestuur. Zo bevorderen veel gemeenten de betrokkenheid van burgers bij bestuur. Ook streven ze naar betere lokale democratie. Om dit alles te realiseren is een breed scala aan instrumenten en aanpakken voorhanden; dit complete pakket is samengevat onder de noemer binnengemeentelijke decentralisatie (BGD).
Decentralisatie vraagt om bestuurskracht bij gemeenten, zodat zij hun taken goed kunnen uitvoeren. Met het actieprogramma Versterking democratie en bestuur wordt de bestuurskracht van gemeenten en provincies gestimuleerd, bijvoorbeeld door goede voorbeelden te verspreiden. Voor gemeenten met een te kleine schaal wordt – als daarvoor voldoende draagvlak bestaat – herindeling gestimuleerd.
Wijkpanel = wijkraad?
Zowel instrumentarium als benamingen die gemeenten hanteren zijn veelvormig. De terminologie geeft regelmatig aanleiding tot spraakverwarring. Want is een wijkpanel nu hetzelfde als een wijkraad? En is een aandachtsbestuurder gelijk aan de wijkwethouder? Om het veld van binnengemeentelijke decentralisatie in kaart te brengen is het onderverdeeld in vier categorieën. Hiermee moet er meer duidelijkheid ontstaan over de lokaal zo verschillend gebruikte terminologie bij BGD.
De verschillende catgeorieën zijn:
- Wijkraden en dorpsraden
- Wijkgericht werken of gebiedsgericht werken
- Wijkgerichte interactieve beleidsvorming
- Deelgemeenten
Binnengemeentelijke decentralisatie als middel tegen herindeling
Zijn wijk- en dorpsraden een goed middel om verzet tegen gemeentelijke herindeling weg te nemen, onder welke voorwaarden werkt zelfbeheer van dorpskernen en wijken, en wat zijn de argumenten waard van verlies van gemeenschap en identiteit van dorpen bij gemeentelijke herindeling?
Op deze vragen is ingegaan in een tweetal essays die minister Peper van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) op 12 januari 2000 aan de Tweede Kamer heeft gezonden. De essays die – in opdracht van het ministerie van BZK – zijn vervaardigd door het Onderzoeks- en Adviesbureau van de VNG (SGBO) en het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP), leveren een bijdrage aan gemeenten om – vormen van – gemeentelijk zelfbeheer in de praktijk te brengen en onder welke randvoorwaarden dat zou kunnen gebeuren.
Volgens het essay van onderzoeker Ivo Hartman van het IPP is de instelling van wijkraden of dorpsraden na een gemeentelijke herindeling geen panacee tegen de pijn van de opheffing van een gemeente. De belangrijkste problemen van zo’n herindeling, namelijk het verdwijnen van een aantal invloedrijke posities in de opgeheven gemeenten én het opbreken van bestaande politiek-bestuurlijke netwerken, wordt door de instelling van een dergelijke raad immers niet weggenomen.
Het argument dat met het samenvoegen van gemeenten `gemeenschap’ of `identiteit’ verloren gaan, snijdt volgens Hartman weinig hout. Gemeenten zijn wel politiek-bestuurlijke gemeenschappen, maar het zijn zelden tegelijk ook echte sociale gemeenschappen. Bovendien is er geen reden waarom een plaatselijke sociale gemeenschap in een nieuw gevormde gemeente niet zou kunnen voortbestaan. Daar komt bij dat een sociale gemeenschap niet per se samenvalt, maar juist vaak op gespannen voet staat met een democratisch-bestuurlijke gemeenschap, oordeelt de onderzoeker.
Geconcludeerd wordt dat de rijksoverheid niet moet voorschrijven hoe gemeenten wijkraden en dorpsraden inrichten en dat gemeenten daarin de grootst mogelijke vrijheid moeten houden. De minister van BZK zou gemeenten wel kunnen steunen bij het zoeken naar nieuwe vormen van binnengemeentelijke decentralisatie. Maar gemeenten zelf zouden ook meer kunnen experimenteren met betrekkelijk makkelijk veranderbare vormen van wijk- en dorpszelfbeheer.
Drs. Peter Castenmiller van SGBO onderstreept in zijn essay dat een goede samenleving gediend is met een goed functionerend maatschappelijk middenveld, met burgers die niet langs elkaar heen leven, maar samen praten en samenwerken. Gemeenten hebben de middelen in handen om dat mogelijk te maken door het ondersteunen van maatschappelijke organisaties en door het stimuleren van de betrokkenheid van burgers bij het bestuur van hun gemeente of bij hun wijk. De deelname door burgers aan maatschappelijke processen draagt bij aan gemeenschapsvorming en aan de vorming van sociaal kapitaal, hetgeen weer de kwaliteit van de samenleving als geheel ten goede komt. De wisselwerking die bestaat tussen gemeenten en gemeenschappen moet dan ook worden benut, benadrukt de onderzoeker.
Vastgesteld wordt dat – analoog aan de verschillende functies die gemeenten in de huidige samenleving te vervullen hebben – de optimale schalen van bestuur ook zullen verschillen. Daarbij kunnen zowel schaalvergroting (intergemeentelijke samenwerking, herindeling) als schaalverkleining aan de orde zijn. In het verlengde daarvan worden enkele recente ervaringen aangehaald met het functioneren van wijkraden of dorpsraden. Daaruit is gebleken dat de omgang met dergelijke raden een kwetsbaar proces is, omdat gemeenten bereid moeten zijn beleidsruimte, invloed en dus macht af te staan. `Maar waar dat is gebeurd, blijkt deze vorm van schaalverkleining goed uit te kunnen pakken’, aldus Castenmiller